Geertruyda van Klaveren-van der Loo – Een vrouw met principes 

Elias Wittenberg

Op 8 juli 2025 hield Elias Wittenberg, onderzoeksmedewerker van Jehovah’s Getuigen, de Loes van Overeemlezing. Deze jaarlijkse lezing in Nationaal Monument Kamp Amersfoort belicht de geschiedenis van een vrouwelijke gevangene in het kamp. Elias nam de meer dan tachtig aanwezigen mee in het verhaal van Geertruyda van Klaveren-van der Loo. In bijgaand artikel volgt een (vrijwel) integraal verslag van zijn lezing over een vrouw ‘met principes die sterker waren dan het kamp’. 

Spreker Elias Wittenberg tijdens de lezing. Op de achtergrond een foto van Geertruyda van Klaveren.
Spreker Elias Wittenberg tijdens de lezing. Op de achtergrond een foto van Geertruyda van Klaveren. 

Nationaal Monument Kamp Amersfoort is een historisch beladen plek. Wie op de buitenplaats loopt, bij de poort staat of langs de wachttoren loopt, voelt het verleden. Het drukt op je.

Maar het gekke is: doe drie stappen naar buiten en je staat in een prachtig bos. Daar zie je ook de sporen van het kamp: je vindt er de schietbaan en het lijkenhuisje. Maar het bos is mooi. Hoe zou het er in de oorlog zijn geweest? Waarschijnlijk alleen maar mooier. Er was toen geen lawaai van de snelweg. Er was ook meer bos dan nu.1

Iets van dat mooie moet ook tot in het kamp zijn doorgedrongen. Misschien zette het de gevangenen soms even op het verkeerde been. Dat ze ’s ochtends vroeg wakker werden van een luid concert van vogels. Dat ze iets van de frisheid van het bos roken. En dat ze in die toestand tussen dromen en waken heel even dachten dat ze met hun gezin waren. Dat ze aan het kamperen waren misschien. Dat ze vrij waren.

Dat zal hooguit één of twee tellen hebben geduurd. Want dan was er weer die honger. Die pijn in de rug van uren op appèl staan. Pijn van een schop met de laars van Berg misschien. Twee tellen in het paradijs, maar daarna weer een lange dag in de hel van het kamp. Wat een contrast!

Dat contrast was er een van de vele uit de oorlog. Het kamp en het bos. Wreedheid en goedheid. Verraad en loyaliteit. Apathie en empathie. Nul normbesef en staan voor je principes. Het bestond in die oorlogstijd náást elkaar. Niet dat alles zwart-wit was. Maar zoals op een foto in de felle middagzon het contrast tussen licht en donker snel te hard wordt, zo werd in het verblindende licht van het naziregime elk verschil uitvergroot en verhard. Subtiele tinten verdwenen. Grijs, groen, blauw – alles kon van het ene op het andere moment gitzwart worden.

Is dat iets van het verleden? Is wat toen gebeurde, nu uitgesloten? Wat leren we ervan? In deze vijfde Loes van Overeemlezing willen we die vragen verkennen.

Geertruyda, roepnaam Truus 

Bij die verkenning nemen we een gewone vrouw als uitgangspunt, een vrouw die je buurvrouw had kunnen zijn: Geertruyda van Klaveren-van der Loo. Roepnaam Truus. Geboren in Waddinxveen, woonachtig in Boskoop. Getrouwd, moeder van drie kinderen.

Geertruyda van Klaveren-van der Loo, hier samen met haar echtgenoot Dirk.
Geertruyda van Klaveren-van der Loo, hier samen met haar echtgenoot Dirk. (Foto: Oorlogsgravenstichting, Den Haag.)

De link met Nationaal Monument Kamp Amersfoort mag duidelijk zijn. Truus is hier in 1942 een tijd gevangengehouden. Ze was een van de 699 vrouwen die in Kamp Amersfoort hebben gezeten – een klein groepje vergeleken met het totaal van 47.000 gedetineerden.2 Truus was ook Jehovah’s Getuige. Er hebben hier zo’n 130 Getuigen gezeten, meest mannen. Truus was een van de twee vrouwelijke Jehovah’s Getuigen in het kamp.

Wat weten we nog meer over haar? Eerlijk gezegd niet heel veel. We weten bijvoorbeeld niet hoe ze het hier heeft ervaren. De behandeling hier was slecht, maar details over specifiek háár verblijf hebben we niet. Ook hebben we weinig informatie over haar aard en karakter. Was ze open of gesloten, vrolijk of juist ernstig? Kon je met haar lachen? We hebben geen dagboeken of brieven van haar kunnen vinden. Ze kon het ook niet navertellen. Truus is in april ’42 naar Ravensbrück gebracht. Daarna is ze naar Auschwitz gegaan, waar ze in oktober ’42 stierf.

Toch gaan we proberen deze gewone, wat vergeten vrouw tot leven te wekken. Dat doen we door de brokjes informatie die we wél hebben, op een rij te zetten. En vooral ook door naar de context te kijken. Wat bewoog haar? Hoe is ze in Kamp Amersfoort terechtgekomen? Waarom is ze niet vrijgelaten?

Context Jehovah’s Getuigen

Maar eerst wat uitleg over Jehovah’s Getuigen. Dat is relevant, want Truus was niet zomaar ‘een Jehovah’s Getuige in het kamp’. Ze was in het kamp, omdat ze Jehovah’s Getuige was. Dat had alles te maken met hoe Getuigen van Jehovah zich verhielden tot het naziregime.

Jehovah’s Getuigen werden voorheen Bijbelonderzoekers genoemd, Bibelforscher in het Duits. Ze begonnen eind negentiende eeuw als een informele Bijbelstudiegroep die de christelijke overtuigingen en gebruiken uit de eerste eeuw probeerde te herstellen. Ze erkennen alleen Christus als hun leider en proberen zijn ‘model’ te volgen, met als belangrijkste doel: God, ze gebruiken zijn naam Jehovah, op juiste wijze dienen. Leven zoals hij wil.

Daarbij laten ze zich leiden door de Bijbel. Dat gaat ongeveer als volgt: ze zetten alle Bijbelteksten over een onderwerp naast elkaar en trekken uit dat zo compleet mogelijke plaatje hun conclusies.

Neem een vraag als: hoe moet een christen zich verhouden tot een land, een regering of tot de politiek? Een christen moet de autoriteiten gehoorzamen, staat er in de Bijbel, dus zich aan de wet houden en belasting betalen. Tegelijkertijd moet hij God ‘meer gehoorzamen’. Dus mocht er een conflict ontstaan tussen wat de autoriteiten willen en wat God wil, dan gaat God voor. Een Getuige van Jehovah zal op basis van de Bijbel bijvoorbeeld niet ‘naar het zwaard grijpen’, hij of zij zal ‘de oorlog niet meer leren’, zal ook zijn best doen zijn ‘vijanden lief te hebben’. En zoals Jezus zich niet mengde in politiek maar zich richtte op Gods Koninkrijk als oplossing, zijn Jehovah’s Getuigen apolitiek, neutraal.3

Dit voorbeeld van hoe ze tot een standpunt komen, hebben we natuurlijk niet toevallig gekozen. Dit waren juist de punten waardoor Jehovah’s Getuigen botsten met de nazi’s.

Vervolging Duitsland

Dat begon al met het groeten. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam in Duitsland, werd ‘Heil Hitler’ daar de standaardbegroeting. De Getuigen weigerden dat te zeggen, omdat ze ‘heil’ (redding) van God verwachtten. Als op kantoor of in de fabriek de chef binnenkwam en hard ‘Heil Hitler!’ riep, stond iedereen op, stak de arm in de lucht en antwoordde met ‘Heil Hitler!’ – behalve dan die ene Jehovah’s Getuige. Die mompelde hooguit ‘Goedemorgen’.

Jehovah’s Getuigen weigerden ook de nazivlag te groeten. Ze weigerden te werken voor de oorlogsindustrie. Weigerden in het leger te dienen. Weigerden lid te worden van de NSDAP. En stemden ook niet. Alleen al dat laatste werd in nazi-Duitsland gezien als landverraad.

Dat Jehovah’s Getuigen niet stemden, werd door de nazi’s gezien als landverraad.
Dat Jehovah’s Getuigen niet stemden, werd door de nazi’s gezien als landverraad. (Foto: JW.org.) 

Wat de Getuigen wél deden, was evangeliseren. In hun gesprekken en in hun lectuur maakten ze duidelijk dat redding alleen van God en zijn Koninkrijk kon komen – en dat we niets hoefden te verwachten van het Duitse Rijk of van welke menselijke regering maar ook. Ook dat viel niet goed bij de nazi’s.

Niet dat die er heel veel last van konden hebben. In de jaren dertig waren er in Duitsland zo’n 20.000 Jehovah’s Getuigen. Dat stond voor één Getuige op de 3.250 inwoners.4 Moet je je daar druk om maken? De nazi’s vonden van wel. Meteen in ’33 werden de Getuigen in de meeste deelstaten verboden. Na 1935 vormden ze ‘een aanzienlijke groep in de concentratiekampen’.5 Tot het uitbreken van de oorlog lag hun aandeel in het totale aantal concentratiekampgevangenen doorgaans tussen de vijf en tien procent. In Moringen en Lichtenburg waren ze bij tijden zelfs de grootste groep gevangenen.6

Dat het de nazi’s menens was, bleek ook uit de speciale identificatie die de Bibelforscher vanaf 1938 in concentratiekampen kregen: een paarse driehoek.7

Opmerkelijk, die fascinatie van de nazi’s met Jehovah’s Getuigen. Een machtige staat tegenover een nietige religie – het contrast kon niet groter. En let wel, de wereld stond erbij en keek ernaar. Concentratiekampen vanaf ’33, maar in 1936 werden in Berlijn de Olympische Spelen gehouden. Een prachtig feest, een visitekaartje voor het land.

Mensen hádden het kunnen weten. De Getuigen brachten al vroeg informatie naar buiten over wat er in de kampen gebeurde. In Nederland publiceerden Jehovah’s Getuigen in 1934 en 1938 artikelen met titels als ‘Vervolgingen in Duitschland’, ‘Terreur in het derde Rijk’ en ‘Ervaringen in het Concentratiekamp Esterwegen’.8

Het tijdschrift Vertroosting van mei 1938 bevatte het artikel 'Ervaringen in het Concentratiekamp Esterwegen', inclusief tekening van dit kamp in Duitsland.

Het tijdschrift Vertroosting van mei 1938 bevatte het artikel ‘Ervaringen in het Concentratiekamp Esterwegen‘, inclusief tekening van dit kamp in Duitsland.

Vervolging Nederland

Bericht in de Utrechtsche Courant van 10 maart 1941.
Bericht in de Utrechtsche Courant van 10 maart 1941. (Bron: Delpher, Den Haag.)

Dat was allemaal nog in Duitsland. Maar toen de nazi’s in 1940 Nederland binnenvielen, namen ze dit ‘conflict’ vanzelf mee. Nederland telde bij het uitbreken van de oorlog zo’n 500 Jehovah’s Getuigen. Dat was een verhouding van één Getuige op de 17.600 inwoners.9 Maar ook hier gold: kan niet, mag niet.

Begin juli 1940 werden het hoofdkantoor en de drukkerij van Jehovah’s Getuigen in Nederland verzegeld. Een specifieke verbod op de organisatie werd een klein jaar later gepubliceerd, in maart 1941. Veel landelijke en lokale kranten hebben hierover bericht. Ze stelden onder meer dat de Getuigen ‘anarchistisch’ waren, daarmee implicerend dat ze wel verboden móésten worden. ‘Het voortbestaan van deze vereeniging zou de openbare veiligheid en orde ernstig in gevaar hebben gebracht’.10

Truus’ geschiedenis

Tot zover de context. Terug naar Geertruyda, terug naar Truus. Wat weten we over haar? De brokjes informatie die we over haar hebben kunnen vinden, zijn als volgt. Ze werd op 2 september 1908 in het Zuid-Hollandse Waddinxveen geboren als Geertruyda van der Loo.11 Het gezin was gereformeerd en – niet ongewoon in die tijd – groot: Truus had vier zussen en zes broers. Haar vader was bakker in het dorp.12

Truus was achttien toen haar vader overleed.13 Op haar twintigste trouwde ze met Dirk van Klaveren uit Hazerswoude. Dirk was uit een hervormd gezin. Hij was van een familie van boomkwekers, maar koos ervoor rijwielhandelaar te worden.14

Zijn vader bouwde een pand voor hem aan de Puttekade 1 in Boskoop, een dorp tussen Hazerswoude en Waddinxveen.15 Het echtpaar ging daar wonen en werken. Ze kregen er ook hun kinderen. Eind 1929 kwam Gerstinna.16 Drie jaar later Geertruyda Wilhelmina, weer vier jaar later hun zoon Jan.17

Ondertussen werd ‘Puttekade 1’ ‘Puttekade 1-3’, dus het bedrijf deed het kennelijk goed. Van alleen rijwielhandel, was firma D. van Klaveren ook autoverhuurbedrijf en garage geworden.18

Een advertentie van het bedrijf van Dirk en Truus van Klaveren in De Standaard van 5 mei 1937
Een advertentie van het bedrijf van Dirk en Truus van Klaveren in De Standaard van 5 mei 1937. (Bron: Delpher, Den Haag.) 

Dan hun religie: hoe zijn een gereformeerde vrouw en een hervormde man Jehovah’s Getuigen geworden? Dirks jongere broer Simon was in ’36 Bijbellessen van de Getuigen gaan volgen – en via Simon kwamen ook Dirk en Truus met de Getuigen in contact.19

Hoe snel ze overtuigd waren, weten we niet. We weten wel dat ze in 1939 al actieve Getuigen waren die evangeliseerden en anderen Bijbelles gaven.20 Truus en haar man behoorden dus tot het selecte groepje van 500 Jehovah’s Getuigen in Nederland die er bij het uitbreken van de oorlog waren.

Vergaderen en evangeliseren in oorlogstijd

Dat het oorlog werd en Jehovah’s Getuigen werden verboden, heeft het echtpaar er niet van weerhouden hun geloof te belijden. Sterker nog, ze stelden in oorlogstijd hun huis aan de Puttekade beschikbaar voor Bijbelbesprekingen en Bijbelse lezingen. Dat deden ze niet uit naïviteit – het was zonneklaar dat ze als geloofsgemeenschap gevaar liepen.

Kort na het begin van de oorlog stelde het Nederlandse hoofdkantoor van de Getuigen bijvoorbeeld een hele reeks veiligheidsinstructies in. Er mocht niet meer via de post worden gecommuniceerd, maar alleen via eigen koeriers. De gemeenten van Jehovah’s Getuigen werden opgedeeld in studiegroepen van maximaal tien personen, die ‘los’ van elkaar werden gehouden. De wekelijkse bijeenkomsten gingen door, maar elk studiegroepje wisselde voortdurend van adres, dag en tijd. Ze mochten nooit zomaar een geïnteresseerde, familielid of kennis meenemen. En er werden voor de bijeenkomsten codes afgesproken, van het type: ‘Als het gordijntje zó hangt, is er onraad en gaat de bijeenkomst niet door’.

Truus zal als Getuige trouwens ook geëvangeliseerd hebben. Ze moet dat met plezier hebben gedaan. Veel mensen waren bang in die tijd en maakten zich zorgen, dus die konden wel wat evangelie, ‘goed nieuws’, gebruiken. Maar ook hier was het omzichtigheid troef. De Getuigen evangeliseerden bijvoorbeeld niet meer als koppel, maar alleen. Ze werkten niet van huis tot huis, maar deden steeds een paar adresjes in een wijk. Adressen van nazi-sympathisanten werden overgeslagen. En mochten ze pas na het aanbellen ontdekken dat het foute boel was – ze zagen een uniform aan de kapstok hangen – dan had elke Getuige een smoes klaar. ‘Oh, wonen meneer en mevrouw Pietersen hier niet? Excuses, ik zoek even verder’.21

Een praktiserende Jehovah’s Getuige zijn, was een risicovolle onderneming in die tijd. Maar de Getuigen gingen ervoor. Oók Truus en haar man Dirk. Dat deden ze in het volle besef van de gevaren. Ze wisten dat ze konden worden opgepakt. Ze waren op het ergste voorbereid.

En dat ergste kwam er ook.

De arrestatie

We merkten al op dat het echtpaar Van Klaveren hun huis beschikbaar stelde voor Bijbelse besprekingen. Hoe vaak er een bijeenkomst in huis was, weten we niet: er werd immers steeds van adres gewisseld. Maar één bijeenkomst is goed gedocumenteerd: de bijeenkomst op zondagavond 9 november 1941.22 Truus was toen 33 jaar. Dirk 35 jaar.

De bijeenkomst stond gepland voor 20.00 uur en zou iets van twee uur duren. De spreker was Teunis van Leeuwen.

Het huis aan de Puttekade bestaat niet meer en er zijn ook geen foto’s van, dus we moeten het doen met ons voorstellingsvermogen.23 Op dat tijdstip was het donker. Ze zullen de gordijnen dicht hebben gehad of een kamer wat verder naar achteren hebben gekozen. Ze zullen extra stoelen hebben klaargezet.

Truus had de twee jongste kinderen naar bed gebracht. Gerstinna, de oudste, mocht opblijven. Ruim voor achten moet de eerste zijn gearriveerd: men had de afspraak een voor een, met tussenpozen, binnen te komen. Het waren er wel veel, die avond: meer dan twintig, tegen de instructies in. Die Teunis van Leeuwen stond bekend als een goede spreker – kennelijk heeft dat een rol gespeeld.

Toen iedereen er was, werd er een gebed uitgesproken. De Bijbelse toespraak begon. Truus zal misschien tussen Dirk en haar dochter Gerstinna in hebben gezeten. Bijbel op schoot, ingespannen luisteren. Maar even na 21.00 uur gebeurt het volgende.

Er wordt gebeld. Dirk loopt naar de voordeur, maar komt direct terug: “Duitsers! We zijn verraden!” Buiten wordt er geschreeuwd: “Aufmachen!” Er is glasgerinkel: de grote etalageruit gaat eraan. Aan alle kanten schijnen agenten met zaklantaarns. De Gestapo stapt binnen, samen met medewerkers van de Documentatiedienst van de Haagse Politie. SS-Oberscharführer Friedrich Engelsmann heeft de leiding.

Ontsnappen was onmogelijk. Een van de aanwezigen duikt een beetje weg in een hoek, maar wordt bij de keel gepakt en met z’n hoofd tegen de muur gesmakt. Alle aanwezigen moeten op een rij gaan staan, bezittingen worden ingenomen en uiteindelijk wordt de groep in een vrachtauto geduwd. Ook Truus moet mee, net als Dirk.

Maar zoals één ooggetuigenverslag uit ’42 zegt: ‘Het echtpaar, ten huize waar de vergadering plaatsvond, moest drie nog jonge kinderen onverzorgd achterlaten’.24 Dat waren de kinderen van Truus en van Dirk. Hoe is dat gegaan? Kon Truus afscheid nemen van de twee jongsten? Waren die wakker geworden van het lawaai? Heeft ze nog gauw iets tegen Gerstinna gezegd?

Het verraad

Eenmaal in de vrachtauto moet Truus gedacht hebben: hoe kon dít gebeuren? Hoe wist de Gestapo dat er op die avond aan de Puttekade in Boskoop een bijeenkomst van Jehovah’s Getuigen was? Dirk had gelijk: er was verraad in het spel.

Hoe dat precies is gegaan, werd in 1948 duidelijk in een rechtszaak tegen agent Gijsbert en zijn dochter Johanna. In de zomer van ’41 was rechercheur Van Dijk van de Documentatiedienst van de Haagse Politie naar het politiebureau in Alphen aan den Rijn gegaan. Hij wilde inlichtingen verzamelen over Jehovah’s Getuigen. Dat deed hij voor SS-Oberscharführer Friedrich Engelsmann. Die werkte voor Referat IV B 3, een subafdeling van de Gestapo die de taak had om Jehovah’s Getuigen en andere zogenaamde ‘sekten’ te bestrijden.25 Van Dijk en Engelsmann stonden bekend als echte ‘Jehova-jagers’.

Een van de agenten die Van Dijk in Alphen sprak, was Gijsbert. Die wist wel het nodige van de Getuigen: zijn schoonzus en zwager waren Jehovah’s Getuigen. Van Dijk gaat naar Gijsberts huis om de zaak verder te bespreken en daar is ook Johanna. Zij was toen 23 jaar. Zij hoort het gesprek tussen haar vader en Van Dijk en biedt aan om te helpen. Haar oom en tante, die maar een paar jaar ouder zijn dan zij, hadden haar al eens een Bijbelcursus aangeboden. Die had ze toen geweigerd, maar ze kan daar makkelijk op terugkomen.

Johanna begint met infiltreren, krijgt Bijbelles, doet alsof ze overtuigd is en wint voldoende vertrouwen om ook de bijeenkomsten te mogen bijwonen. Niemand zal wat hebben vermoed – ze was immers het nichtje van een echtpaar dat al bij de groep hoorde.

Maar ondertussen geeft Johanna Bijbelse lectuur door die ze ontvangt. Ze geeft de namen door van leden van de groep. En zodra ze weet dat een van de bijeenkomsten groter zal zijn dan normaal, seint ze Engelsmann in. En zo staan we waar we staan in ons verhaal: bij die ruim twintig Jehovah’s Getuigen die door Duitse en Nederlandse agenten in een vrachtwagen worden geduwd.

Verraad, bedrog, gehuichel. Een oom en tante meenemen in je plan. En niet omdat Johanna daartoe gedwongen werd, maar gewoon, spontaan.

Scheveningen, Amersfoort…

Terug naar Truus weer. De hele groep wordt naar Scheveningen gebracht, naar het beruchte Oranjehotel. Een aantal wordt kort erna vrijgelaten, maar Truus niet. Dirk ook niet.

Truus zal in Scheveningen in de aparte vrouwenafdeling hebben gezeten. Dat was geen prettige plaats. Het stonk er ook verschrikkelijk.26

Een foto van de vrouwenafdeling van het Oranjehotel in Scheveningen. De foto is kort na de bevrijding genomen.
Een foto van de vrouwenafdeling van het Oranjehotel in Scheveningen. De foto is kort na de bevrijding genomen. (Foto: Nationaal Monument Oranjehotel, Den Haag.) 

We weten dat Gerstinna, haar dochter, haar één keer heeft kunnen opzoeken in Scheveningen. In een interview met de Goudsche Courant in 2001 vertelde Gerstinna dat ze met oma naar de gevangenis was gegaan en tien minuten met haar moeder heeft kunnen praten. Voor zover we hebben kunnen achterhalen, waren dat ook de laatste tien minuten samen. Gerstinna heeft later nog wel brieven gekregen van haar moeder en vader, maar ze heeft ze nooit meer ontmoet, gezien of gesproken.27

Al helemaal niet nadat Truus naar Kamp Amersfoort was verplaatst. We hebben voor deze lezing de archieven van het Rode Kruis geraadpleegd, met delen van de administratie van Scheveningen en Kamp Amersfoort. Helaas is niet alles bewaard gebleven.28 Maar voor zover we het nu kunnen reconstrueren, is Truus waarschijnlijk na een kleine drie maanden Scheveningen naar Kamp Amersfoort gebracht, op maandag 2 februari 1942.29

Er kwam toen een groep aan van 39 gevangen, onder wie Teunis van Leeuwen, de geloofsgenoot die de lezing hield in het huis van Truus. Er zat ook een andere Jehovah’s Getuige van die avond bij, de Getuige die de leiding had over de studiegroep van Truus. Dus de kans is groot dat Dirk en Truus, als de eigenaren van het huis waar de ‘illegale bijeenkomst’ werd gehouden, samen met hen zijn afgevoerd – als een groep van ‘hoofdschuldigen’. Als dat inderdaad zo is, dan is Truus de tweede vrouwelijke gevangene van Kamp Amersfoort en de eerste die we bij naam kennen.30

Als ze Scheveningen al erg vond, dan zal ze hier nog meer hebben geleden. De entree viel mee. Bij Laan 1914 verderop stond een bewaakte slagboom. Daar werden de gevangenen afgezet. Die konden het kamp nog niet zien: je moest nog tien minuten door het bos lopen.31 In februari 1942 was het heel koud, er lag een laag sneeuw.32 Een bos kan dan extra mooi zijn. Misschien heeft Truus zelfs gedacht: ‘Dit is beter hier.’ Maar daarna zag je de wachttoren, de poort, het prikkeldraad en wist je: dit is absoluut niet beter.

Als Truus inderdaad samen met Dirk is overgebracht naar Kamp Amersfoort, dan is die rit – en die wandeling vanaf Laan 1914 – waarschijnlijk de laatste keer geweest dat ze haar man gezien heeft. Vrouwen werden in Kamp Amersfoort namelijk streng gescheiden van de overige gevangenen.

We menen dat vrouwen het hier over het algemeen iets minder zwaar hadden dan mannen. Maar dat is hoe dan ook betrekkelijk. Ze hadden nog steeds de honger en de ontberingen die bij een gevangeniskamp horen. Dat blijkt ook uit de plek waar vrouwen werden gehouden, de bunker. Die had buitenmuren van drieëndertig centimeter dik beton. Binnen waren twintig heel kleine cellen, van twee bij twee meter. Er waren vensters met tralies, maar er viel geen licht naar binnen: alles was verduisterd.33

Een foto van de bunker, waar vrouwelijke gevangenen werden gehouden.
Een foto van de bunker, waar vrouwelijke gevangenen werden gehouden. (Foto: Beeldbank WO2, NIOD.) 

Het moet niet makkelijk zijn geweest voor Truus. Ze heeft er alleen voorgestaan. Afgezonderd van de mannen. Afgezonderd van geloofsgenoten: ze was een van de twee vrouwelijke Getuigen die hier hebben gezeten en die twee hebben elkaar niet ontmoet. Ze had in haar kleine cel alleen haar geloof nog.

Ze hoefde ook niet op veel medeleven te rekenen van het gevangenispersoneel of de leiding. We hebben geen verhalen van vrouwelijke Jehovah’s Getuigen in het kamp, maar wel van enkele mannen. Daaruit blijkt dat de nazi’s het ook in het kamp extra voorzien hadden op Jehovah’s Getuigen. Zo vertelde oud-gevangene Jan Steinfort in een video-interview uit de jaren ’90 dat hij al bij binnenkomst van de kampcommandant te horen kreeg dat de Getuigen zijn ‘vrienden’ waren, waarbij de commandant dreigend met een zweep zwaaide. Ook kregen de mannelijke Getuigen eens in de week extra strafsport, aldus Steinfort. Dat was een afmattende serie oefeningen die gevangenen bij wijze van straf na een dag werken moesten doen.34

Het is dus onwaarschijnlijk dat Truus als Getuige een voorkeursbehandeling heeft gehad.

… Ravensbrück, Auschwitz

Uitgaande van haar vermoedelijke aankomstdatum 2 februari 1942, heeft Truus in totaal twee maanden in Kamp Amersfoort doorgebracht. Dat is heel lang vergeleken met de andere vrouwelijke gevangenen in de eerste periode van het kamp (vanaf de opening in augustus ’41 tot aan de tussentijdse sluiting in maart ’43).35

Begin april 1942 is ze op transport gezet naar het concentratiekamp Ravensbrück in Duitsland, waar ze op 4 april ’42 arriveerde.36 Enige weken of maanden later – we weten niet precies wanneer – is ze naar concentratiekamp Auschwitz, in het bezette Polen, overgeplaatst. Het zal niet nodig zijn veel in te gaan op de ontberingen in deze kampen: alleen al de naam Auschwitz roep een beeld op.

De kans is trouwens groot dat Truus in Ravensbrück en Auschwitz weer in contact is gekomen met geloofsgenoten. Jehovah’s Getuigen in deze kampen, mannen en vrouwen, droegen de paarse driehoek op hun kampkleding. Truus zal die ook gedragen hebben. We weten dat het de Getuigen lukte om in het geheim Bijbelbesprekingen te houden en zelfs te evangeliseren in deze kampen. Truus zal daar zeker aan mee hebben gedaan.

Tot oktober ’42 dan, 12 oktober om precies te zijn. Truus is op die maandag om 4.30 uur aan een ‘Akuter Magen-Darmkatarrh’ overleden.37 In Auschwitz, 1200 km van haar woonplaats Boskoop. Gescheiden van haar man en kinderen. En waarom? Omdat ze Gods Koninkrijk zag als oplossing – en niet het Derde Rijk. Dat maakte haar tot staatsvijand.

De familie is op de hoogte gebracht. Die heeft een bescheiden advertentie geplaatst over haar dood.38 Truus is ook opgenomen in de dodenboeken van Auschwitz.39

Haar man Dirk heeft haar zo’n vijf maanden overleefd, maar bezweek uiteindelijk in Sachsenhausen aan een ‘Doppelseitige Lungentuberkulose’, op 26 maart 1943.40

De rouwadvertenties van Truus en Dirk.
De rouwadvertenties van Truus en Dirk. (Bron: Oorlogsgravenstichting, Den Haag.) 

Afzweringsverklaring

Nu weten we dat Jehovah’s Getuigen – als enige groep overigens – hun eigen vrijheid konden bewerkstelligen door een verklaring te tekenen waarin ze hun geloof afzweerden. Door te tekenen beloofden ze de gemeenschap te verlaten en geen verdere activiteiten voor het geloof te ondernemen. Mochten ze weer benaderd worden door Getuigen, dan zouden ze die moeten aangeven bij de autoriteiten. Eén snelle handtekening was genoeg. Maar, zoals historica Tineke Piersma stelt: ‘De meeste arrestanten tekenden deze verklaring niet’.41 

We weten dat een deel van de arrestanten van 9 november 1941 wel hebben getekend. Angst voor wat er met naaste familie gebeurde, kan daarin een rol hebben gespeeld. Maar Truus? En Dirk? Zij niet.

Je kan je nauwelijks indenken hoe verschrikkelijk dat geweest moet zijn voor Truus: de gedachte dat je één pennenstreek verwijderd bent van je vrijheid. Weg uit die stinkende cellen in Scheveningen, weg uit de bunker, weg uit de hel van Ravensbrück en Auschwitz. Eén handtekening. Maar tegen welke prijs? Haar geloof verloochenen? Haar God verloochenen? Beloven je geloofsgenoten te verraden? Buigen voor een regime waarvan je met eigen ogen hebt kunnen zien hoe in en in slecht en ziek dat was?

Soms is het het verstandigst om maar niet na te denken over wat je kan winnen als je weet dat het middel fout is.

Je hoort weleens de redenatie: ‘Had ze haar geloof maar afgezworen, dan had ze weer bij haar kinderen kunnen zijn. Was ze maar niet zo koppig geweest!’ Het is inderdaad een moeilijk en gevoelig punt. Maar met zo’n redenatie zouden we de schuld bij haar leggen. Alsof het háár schuld was dat ze werd vervolgd. Alsof ze graag in Oranjehotel, Kamp Amersfoort, Ravensbrück en Auschwitz wilde zijn. Alsof Truus koos voor de dood. Dat zou een wrang stukje victim blaming zijn. Want natuurlijk wilde Truus bij haar gezin zijn. Natuurlijk wilde ze niet dood. Ze wilde niet hier zijn – en nog minder in de kampen in Duitsland en Polen. Maar ze wilde ook niet schipperen.

Dat neemt niet weg dat de kinderen van Truus en Dirk het zwáár hebben gehad. Ook daar kunnen we ons geen voorstelling van maken. Maar daar had Johanna schuld aan. De nazi’s hadden er schuld aan.

Waarom?

Dat brengt ons op de vraag van het waarom. Welke beweegredenen hebben meegespeeld? Wat bewoog Truus? Wat bewoog Johanna?

We zijn al ingegaan op de denkwijze van Truus: als Getuige van Jehovah baseerde ze haar normen, waarden, haar keuzes, beslissingen en haar kijk op anderen op de principes van de Bijbel. Gehoorzaam aan de autoriteiten, maar méér aan God. Niet de oorlog leren. Politiek neutraal blijven. Je broeders liefhebben, ze niet verraden. Zelfs je vijanden liefhebben. Deze Bijbelse normen waren haar normen geworden. Ook zal ze door middel van haar geloofsbeleving – Bijbellezen, bidden, bijeenkomen met geloofsgenoten, evangeliseren – een band met haar Schepper hebben opgebouwd. Ze zal hem als haar Vader hebben gezien.

Dat samen – een duidelijk beeld van wat er van je verwacht wordt en een band met God – heeft haar houvast gegeven. En niet zomaar houvast, maar een moreel houvast. Een moreel kompas.

Bij Johanna weten we niet zo goed wat haar bewoog. Ze zal netjes opgevoed zijn. Maar kijk eens naar het volgende krantenverslag van de rechtbankzitting in ’48.

‘Er was haar naar het motief gevraagd. “Dat heb ik eigenlijk niet”, zei ze kalm, “ik had wel eens gehoord dat er verkeerde dingen bij de Jehovah’s getuigen gebeurden. Ik vond het toen goed dat ik me op het standpunt stelde, dat ik graag die overval in Boskoop meemaakte”. Ze verklaarde desgevraagd ook nog, dat ze eigenlijk niets “had” tegen deze secte en dat de leden ervan haar nimmer een strobreed in de weg hadden gelegd. Van berouw of medegevoel met haar slachtoffers was dan ook geen sprake; (…) elk motief ontbrak’.42

‘Ik had wel eens gehoord dat…’ Meer was het niet. Daarna heeft ze spontaan een toezegging gedaan aan de hoofdrechercheur en vervolgens lijkt het een klassiek ‘van het een kwam het ander’. Met de dood van Truus en Dirk als gevolg. En van nog minimaal vier anderen.43

Het is onduidelijk wat Johanna ‘had’, dat ze zich tot een verraadster kon ontpoppen. Haar vooroordelen hebben in ieder geval niet geholpen: ‘Ik had wel eens gehoord…’ Had ze dat van haar vader gehoord? Klaagde die keer op keer aan de keukentafel over het nieuwe geloof van haar oom en tante? Of waren het berichten in de krant? Over die ‘anarchisten’ die ‘de openbare veiligheid en orde ernstig in gevaar brachten’?

In het begin merkten we op dat grijs, blauw, groen of welke kleur maar ook in oorlogstijd naar zwart kan schieten. Onder de oppervlakte was er misschien al een vooroordeeltje, onopvallend. Maar onder de ‘juiste’ omstandigheden werd dat vooroordeel diep zwart. Dat lijkt te zijn gebeurd bij Johanna.

We hebben het nu over haar, omdat zij mede het lot van Truus heeft bepaald. Maar het gaat natuurlijk niet om deze twintiger. Johanna – we noemen bewust haar achternaam niet – is veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf met aftrek. Ze is later misschien veranderd, heeft misschien alsnog berouw getoond, is een ander mens geworden. We hopen het van harte.

Maar het gaat niet om haar. Het gaat om het mechanisme: hoe kom je tot zoiets slechts? We hebben het in ’40-’45 té vaak gezien om van incidenten te kunnen spreken. Hoeveel Nederlandse joden zijn er niet gestorven, niet omdat nazi’s ze geheel zelfstandig op wisten te sporen, maar omdat ze hulp kregen van Nederlandse instanties en van buurt- of stadsgenoten die hen verraadden? Hadden die buren al hun vooroordelen, gevoed door de gesprekken aan de keukentafel of berichten in de krant? Er zullen vast meerdere factoren een rol hebben gespeeld, maar het resultaat was hoe dan ook: ‘Dáár, in dát huis zit een familie ondergedoken’.

Natuurlijk was niet iedereen zo. Maar het is zó vaak gebeurd. Het wordt ook wel de banaliteit van het kwaad genoemd.44 Banaal omdat het kwaad niet komt van monsters, maar van gewone mensen – van gewone mensen in ongewone omstandigheden. Kwaad dat ook niet per se voorkomt uit haat of fanatisme, maar uit iets als: ‘ik had wel eens gehoord’.

Nu kunnen we allemaal onbewuste vooroordelen hebben, dus misschien is het beter te focussen op wat tegenstanders van Jehovah’s Getuigen, joden, Roma, Sinti enzovoort niet hadden: ze hadden geen moreel houvast, geen moreel kompas, geen ‘dit doe je niet, dit is fóút’. En dat in combinatie met geen medegevoel zorgde ervoor dat ze niet de persoon zagen, maar het label. Niet Truus en Dirk, maar ‘Jehovah’s Getuigen’. Niet David en Esther, maar ‘joden’. In de ongewone omstandigheid van een oorlog en een naziregime kon het grijze van een vooroordeel – en van welke onderliggende factor maar ook – ineens in zwart veranderen.

Wat een contrast met Truus. We gaan haar niet heilig verklaren. We weten niet heel veel van haar, kennen haar persoonlijkheid niet goed: de goede kanten niet en de rafelrandjes niet. Maar wat we wel weten is dat ze een moreel houvast had, een moreel kompas. Ze had haar principes, ze had haar ideeën van goed en kwaad – en die waren zo sterk, dat geen kámp haar op andere gedachten kon brengen.

Niet alleen geschiedenis

Hoe eindigen we dit verhaal? We zouden met wat cijfers kunnen eindigen. De naziterreur tegen Jehovah’s Getuigen heeft in Nederland geleid tot bijna 600 arrestaties, 314 deportaties naar concentratiekampen in het buitenland en 134 Getuigen die het leven lieten. Dat heeft de geloofsgemeenschap echter niet kapot gekregen. Net voor het uitbreken van de oorlog waren er 500 Jehovah’s Getuigen in Nederland, maar aan het einde van de oorlog was dat aantal gegroeid tot zo’n 3125.45

Die cijfers zijn opmerkelijk en indrukwekkend. Maar door hiermee af te sluiten, zouden we het in het verleden houden. De kracht van een verhaal als dat van Truus is juist dat de geschiedenis tastbaar wordt en dichtbij komt. Daardoor zie je patronen die ook nú gebeuren. En die morgen weer kunnen gebeuren. Zo bont als de nazi’s het hebben gemaakt – vooral met de Holocaust – zullen we het hopelijk nooit meer meemaken. Maar de patronen zijn er nog wel.

Een passend voorbeeld hiervan is de vervolging van Jehovah’s Getuigen in Rusland. Na een intensieve vervolging van decennia kregen de Getuigen daar in 1991 eindelijk wettelijke erkenning. Maar dat is maar even goed gegaan. In 2004 draaide de wind en werd als eerste de Moskouse gemeenschap van Jehovah’s Getuigen verboden. Daarna ging de deur beetje bij beetje verder dicht.

In 2014 was Rusland nog host van de Olympische Winterspelen. Een groot feest, een prachtig visitekaartje voor het land. Maar de druk op Jehovah’s Getuigen werd ondertussen groter en groter, totdat ze in 2017 feitelijk verboden werden. Toen begon de heksenjacht pas echt.

De autoriteiten zijn sindsdien meer 2.000 huizen van Getuigen binnengevallen. Zo’n 850 Jehovah’s Getuigen zijn aangeklaagd, onder wie 207 vrouwen. Van 70 Getuigen weten we dat ze met lichamelijk geweld of marteling te maken hebben gehad.46 En op dit moment zitten 171 Getuigen in Rusland en de Krim gevangen vanwege hun geloof, met gevangenisstraffen tot acht jaar.47

Verontrustend is ook dat de technieken dezelfde zijn. Valse verhalen verspreiden over het ‘gevaar’ van Getuigen, met de media als vehikel. Mensen die veinzen geïnteresseerd te zijn, maandenlang een Bijbelcursus aanvaarden – maar alleen maar om de Getuigen op te rollen. Invallen in particuliere huizen met een machtsvertoon en wapens alsof ze op zoek zijn naar een terrorist. Het gebeurt dus nog steeds.

Weer zouden we kunnen denken dat het ver van ons staat – niet ver in tijd in dit geval, maar ver in afstand. Maar het aantal landen waarin onwelgevallige organisaties of denkbeelden worden beknot, gehinderd of geweerd, neemt toe. Hierbij worden leugens niet geschuwd. Soms gaan de media iets te makkelijk mee in de ‘frames’. En anders hebben we nog de sociale media waar iedereen ongefilterd z’n grieven kan spuien. Langzaamaan kunnen zo de omstandigheden ontstaan, waarin grijs (of blauw of groen of welke kleur maar ook) zwart kan worden.

We zullen ons niet wagen aan bespiegelingen over hoe groot de kans is op weer een donkere periode in Europa. Laten we focussen op wat Truus, Dirk en al die anderen die niet zwichtten voor de nazi’s, onderscheidde: zij hadden een moreel kompas, samen met een gezonde dosis medegevoel.

Met die ‘instrumenten’ word je niet geboren, die moet je verwerven. Ouders spelen hierin een belangrijke rol. Wat bespreek je aan de keukentafel? Als je kinderen op sociale media mogen, hoe begeleid je ze dan? Media hebben een verantwoording. Hoe bericht je over minderheidsgroepen? Van welke taal bedien je je? Wie laat je aan het woord en wat voor agenda heeft die? Scholen hebben een taak: deel je droge feiten over de oorlog, ga je bepaalde onderwerpen zelfs uit de weg? Of laat je je leerlingen lessen trekken? De overheid heeft een rol. Rechters.

En als het gaat om leren van het verleden, nadenken over de consequenties van keuzes, dan spelen ook musea en herinneringscentra een niet te onderschatten rol. Nationaal Monument Kamp Amersfoort heeft ons de gelegenheid gegeven deze lezing te houden. Daar zijn we dankbaar voor.

We hebben er met een klein team in korte tijd hard aan gewerkt, onderzoek gedaan en we hebben zo een scherper beeld gekregen van de omstandigheden, de mensen in die tijd, maar vooral ook van Truus. Met kleine brokjes informatie en context hebben we haar vage portret weten in te vullen en is ze weer even tot leven gewekt.

En er is niet alleen deze lezing: dit héle museum, dit héle herinneringscentrum wekt tot leven. In het herinneringscentrum hangt momenteel een grote foto van Jacob van Bennekom, ook een Getuige van Jehovah. Op 21-jarige leeftijd werd hij in koelen bloede geëxecuteerd door een Duitse officier omdat hij weigerde antitank-grachten te graven. Ook zijn verhaal leeft dankzij het museum.

En dat geldt voor nog veel meer verhalen. Wie de storytelling volgt, ervaart levende geschiedenis. Wie boven op de binnenplaats loopt, de poort bekijkt, de rozentuin. Wie buiten over de schietbaan loopt. De geschiedenis blijft hier bewaard, inclusief de lessen. De wrange lessen en de mooie lessen.

Die lessen kunnen een nieuwe generatie helpen hun eigen moreel kompas te vormen. We kunnen het Nationaal Monument Kamp Amersfoort en al haar medewerkers en vrijwilligers dan ook niet genoeg prijzen voor het feit dat de lessen van zoveel groepen, óók van vrouwen, óók van Jehovah’s Getuigen, hier nog klinken. En het maakt niet uit welke groep het is: als we maar leren. Als de geschiedenis maar blijft leven.

Die gewone Truus – ze had je buurvrouw kunnen zijn – stond pal voor haar principes. We hopen van harte dat we allemaal op de juiste momenten, als wij ons in ‘ongewone omstandigheden’ bevinden, aan haar voorbeeld denken en ook pal staan voor onze principes.


Bronnen

1 Archief Eemland, fotonummer 14952, ‘Kamp Amersfoort, vanaf een wachttoren in de zuidoostelijke hoek van het kamp’ c. 1941-1945, 1.

2 Floris van Dijk en Lilia Weber, ‘Female prisoners in Kamp Amersfoort’, InBeeld 25, nr. 60 (april 2025) 4-7.

3 Jolene Chu, ‘God’s things and Caesar’s: Jehovah’s Witnesses and political neutrality’, Journal of Genocide Research 6, nr. 3 (september 2004) 319-342, 322-323.

4 ‘Vorläufige Ergebnisse der Volks-, Berufs- und Betriebszählung vom 16.Juni 1933’, Sonderhefte zu Wirtschaft und Statistik 13, nr. 12 (maart 1934) 1-72, 51934 Year Book of Jehovah’s Witnesses Containing Report of the Year 1933 with Daily Texts and Comments for 1934 (Brooklyn 1933) 145.

5 Martin Broszat, ‘Nationalsozialistische Konzentrationslager 1933-1945’, in: Hans Buchheim, Martin Broszat, Hans-Adolf Jacobsen, Helmut Krausnick, Anatomie des SS-Staates. Band II. Konzentrationslager Kommissarbefehl Judenverfolgung (Olten 1965) 7-160, 85.

6 Detlef Garbe, Zwischen Widerstand und Martyrium. Die Zeugen Jehovas im “Dritten Reich” (München 1999, vierde druk [1993]) 403; Jürgen Harder, Hans Hesse, ‘Die Zeugeninnen Jehovas im Frauen-KZ Moringen: ein Beitrag zum Widerstand von Frauen im Nationalsozialismus’, in: Hans Hesse (red.), “Am mutigsten waren immer wieder die Zeugen Jehovas”. Verfolgung und Widerstand der Zeugen Jehovas im Nationalsozialismus (Bremen 2000, herziene editie [1998]) 35-62, 56.

7 Garbe, Zwischen Widerstand und Martyrium, 405.

8 ‘Vervolgingen in Duitschland’, Het Gouden Tijdperk 1, nr. 18 (juni 1934) 3-15; ‘Terreur in het derde Rijk’, Vertroosting 5, nr. 61 (januari 1938) 11-12; ‘Ervaringen in het Concentratiekamp Esterwegen’, Vertroosting, 5, nr. 65 (mei 1938) 12-16.

9 Bevolking en Oppervlakte der Gemeenten van Nederland op 1 Januari 1940 (’s-Gravenhage 1940) 551946 Yearbook of Jehovah’s Witnesses Containing Report for the Service Year of 1945 also Daily Texts and Comments (Brooklyn 1945) 167.

10 ‘“Wachttoren Exit” Vereniging van bijbelvorschers opgeheven’, Utrechtsche Courant 53,10 maart 1941, 2.

11 Streekarchief Midden-Holland, Gouda (SAMH), 0072 Burgerlijke stand van Waddinxveen, 1811 – 2000, inv.nr. 33, geboorteakte Geertruyda van der Loo 2-9-1908, aktenr. 128.

12 SAMH, 0637 Gemeente Waddinxveen, 1870-1935, inv.nr. 405, ‘Bevolkingsregister 1900-1910’, 185.

13 SAMH, 0072 Burgerlijke stand van Waddinxveen, 1811 – 2000, inv.nr. 53, overlijdensakte Hendrik van der Loo 30-5-1927, aktenr. 35.

14 SAMH, 0072, inv.nr. 40, huwelijksakte Dirk van Klaveren en Geertruyda van der Loo 4-4-1929, 11.

15 ‘Uit den omtrek. Boskoop. Gemeenteraad’, Goudsche Courant 68, nr. 17105, 26 juni 1929, 3; ‘Boskoop. Gevestigd’, De Leidsche Courant: Dagblad voor Leiden en omstreken 20, nr. 6227, 10 juli 1929, 3.

16 ‘Gerstinna van Klaveren’, in: Tineke Piersma, Getrouw aan hun geloof: De vervolging van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen in de Tweede Wereldoorlog (Westervoort 2005) 192-196, 192.

17 Nationaal Archief, Den Haag (NA), 2.19.288 Nederlandse Rode Kruis – Informatiebureau: Persoonsdossiers Europees (NRK), inv.nr. 72594, dossiernr. 84094, ‘Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schadeuitkeringen (CADSU) Aanvraagformulier B Gerstinna Hoek-van Klaveren’ 17-7-1963, 1-6, 3.

18 ‘Een greep uit Boskoop’s zakenleven’, De Standaard: Antirevolutionair Dagblag voor Nederland 66, nr. 19951, 5 mei 1937, 7.

19 Historisch Archief, Christelijke Gemeente van Jehovah’s Getuigen in Nederland, Emmen (HA), dossier Simon van Klaveren, ‘Simon van Klaveren’ aan ‘Watch Tower Bible & Tract Society’ 20-3-1958 in het kader van de zogenaamde Wiedergutmachung, 1; idem, dossier Gerstinna Geertruy Hoek-van Klaveren, ‘Gerstinna Geertruy Hoek-van Klaveren’ aan ‘Watch Tower Bible & Tract Society’ 15-3-1958 in het kader van de zogenaamde Wiedergutmachung, 1.

20 HA, dossier Johannes Albertus van der Hoek, ‘Johannes Albertus van der Hoek’ aan ‘Watch Tower Bible & Tract Society’ 1-3-1958 in het kader van de zogenaamde Wiedergutmachung, 1; Gemeentearchief Voorschoten, Registers van huwelijken, 1923-1932, inv.nr. 20a, Registers van huwelijken 20-2-1929, aktenr. 3.

21 Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986 met het bericht over het dienstjaar 1985 (Brooklyn 1985) 149-150.

22 ‘Brieven en Ervaringen’, Vertrouwen!, c. mei 1942, 288-290; NA, 2.09.09 Ministerie van Justitie: Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR), meerdere dossiers.

23 Gemeentearchief Alphen aan den Rijn, Beeldbank, SRM006001223 ansichtkaart ‘Boskoop. Zijde’ c. 1920-1925, 1; idem, SRM006001343 ansichtkaart ‘Einde Zijde Boskoop’ c. 1810-1928, 1.

24 ‘Brieven en Ervaringen’, 288. Cursief toegevoegd.

25 E.P. Weber, Gedenkboek van het “Oranjehotel”: Celmuren spreken, gevangenen getuigen, onze gevallen verzetshelden (Amsterdam 1947, tweede druk [1946]) 44.

26 Bas von Benda-Beckmann, Het Oranjehotel: Een Duitse gevangenis in Scheveningen (Amsterdam 2019) 287.

27 Maaike Oppier, ‘Ik was een bang vogeltje geworden’, Goudsche Courant, 23 mei 2001, 2.

28 NA, 2.19.315 NRK – Kamp Amersfoort, inv.nr. 16, Grundekartei en andere inv.nrs; NA, 2.19.322 NRK – Informatiebureau: eigen archief, inv.nrs. over de gevangenis in Scheveningen.

29 NA, 2.19.302 NRK – RVO Jeremic en Brugman, inv.nr. 22, CADSU-claim Nicolaas Zweere; idem, CADSU-claim Ary Bakker; NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (NIOD), 250f Amersfoort, Polizeiliches Durchgangslager, inv.nr. 73, Diensttagebüch für Blockführer von Dienst (DTB), 2-2-1942, 171.

30 Cf. Van Dijk en Weber, ‘Female prisoners’, 4n1.

31 Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel, Kamp Amersfoort (Amsterdam 2003) 36.

32 J. Overduin, Hel en hemel van Dachau (Kampen c. 1945) 68.

33 Kees Bauer, Ontsnapping uit de bunker (Amsterdam c. 1946) 3; Beeldbank WO2, NIOD, beeldnr. 91171, ‘Ontvluchtingen’ c. 1942-1943, 1.

34 HA, video op locatie met Jan Steinfort, ongedateerd, 31 min, 7:32-11:50 min.

35 Cf. Von Frijtag, Kamp Amersfoort, 56; Van Dijk en Weber, ‘Female prisoners’, 4-6.

36 Arolsen Archives (Arolsen), 1.1.35 Konzentrationslager Ravensbrück, DocID: 129643034, ‘4. 4. 42’ Veränderungsmeldung, 1-3, 1; idem, DocID: 3769441, ‘Zusätzliche Namen (nicht in der Liste erfaßt’, ongedateerd, 1.

37 NA, 2.19.288 NRK, inv.nr. 72594, dossiernr. 84094, ‘H.C. Giersthove, Hoofd Sectie Oorlogsnazorg Hoofdbureau NRK’ aan G.G. Hoek-van Klaveren 20-10-1993, 1-2, 1.

38 Oorlogsgravenstichting, personen, 78237, Geertruyda van Klaveren-van der Loo, advertentie 23-10-1942, 1.

39 Jerzy Dębski, Sibylle Goldmann Halina Jastrzębska, Stephanie Kreuzhage, Jan Parcer (eds.), Sterbebücher von Auschwitz: Fragmente. Band 2. Namensverzeichnis A – L (London 1995) 572; Memorial and Museum Auschwitz-Birkenau, victims, Geertruyda van Klaveren, 116480.

40 Arolsen, 1.1.38 Konzentrationslager Sachsenhausen, DocID: 4135581, overlijdensakte Dirk van Klaveren 26-3-1943, 1.

41 Tineke Piersma, Getrouw aan hun geloof: De vervolging van de Nederlandse Jehovah’s Getuigen in de Tweede Wereldoorlog (Westervoort 2005) 65.

42 ‘Zware straffen tegen fam. Noorlander geëist’, Het Vrije Woord: Dagblad van Rijn en Gouwe 3, nr. 484, 16 oktober 1948, 2.

43 Jacob Willem van Klaveren (oudere broer van Dirk), Dirk Nicolaas van Klaveren, Willem van der Horst, en Cornelis Johannes Rijkaart. In december ’41 werden nog een jongere broer van Dirk en diens vrouw gearresteerd, Willem Jan van Klaveren en Adriana van Klaveren-van Tilburg. Ook zij zijn niet teruggekeerd.

44 Hannah Arendt, Eichmann in Jerusalem: A Report on the Banality of Evil (Londen 1963).

45 Jaarboek 1986, 170.

46 ‘Speciaal Rapport – Jaar 8. Rusland vervolgt Jehovah’s Getuigen’, Office of Public Information for Jehovah’s Witnesses, maart 2025, 1-8.

47 ‘Jehovah’s Witnesses Currently in Prison’, Russia, augustus 2025, jw.org, 1-4; ‘Jehovah’s Witnesses Currently in Prison’, Crimea, augustus 2025, jw.org, 1.

Ga naar de inhoud